EEN IMPRESSIE VAN LOURDES voorjaar 1998

Vanwege de plotselinge omslag van het weer; verscheen er eindelijk een stralend blauwe lucht boven de Dordogne. En de wereldomroep beloofde dat de gouden tijd was aangebroken. We besloten meteen dat nú de dag was gekomen voor een reisje naar de Pyreneeën. Als eerste reisdoel stond Lourdes op het programma.
We kwamen dit bijzondere stadje binnen via het centre commercial.
Dat betekende dus dat: Leclerc, de Intermarché, plus de overige aanbieders van consumptiegoederen voorbij gleden.
Daarna moest ik even slikken bij de hernieuwde kennismaking na zo’n lange tijd met de binnenstad. Veel leek ongewijzigd. Ook van toen, in dat ver verwijderde 1953, herinnerde ik mij de eindeloze aaneenschakeling van winkeltjes met allemaal dezelfde spulletjes.
Alles ter ere van Bernadette Soubirou en de hele devote wereld die daar omheen is gecreëerd. Toen op de camping de hele boel netjes stond opgesteld was het moment gekomen; bij Hinke voor een eerste, en voor mij een tweede aanblik van de Grot.
Vol verwachting staken we de weg over voor de camping en stapten door het hek het grote terrein op, dat de herinnering bevat van een manifestatie van het Hogere. Terwijl we langs de driftig stromende rivier de Pau voortgingen, keken we met ontzag naar de hoge bomen die zich van een goed plaatsje hadden verzekerd op de steile helling aan de rechterkant.
En daar was de Grot! Oppervlakkig gezien leek er geen verandering in het gebeuren bij de halfopen holte in de rots.
De devotie van de langs schuifelende pelgrims, het toezien van vele andere gelovigen voor de grot, op rijen stoeltjes gezeten, was een vertrouwd beeld.
Een scherpere observatie leverde toch meer details op dan in de herinnering waren verankerd. Zo zagen we dat zonder enige uitzondering de bedevaartgangers, eenmaal aangekomen bij de meest mystieke plek, hun handen op de van water glinsterende rots legden. Allen bevochtigden hun voorhoofd en wangen met de natte handpalmen.

Sommigen gingen verder en lieten de vingers over hals en nek glijden. Anderen achtten dit nog te gering en kusten eerst vol overgave het natte gesteente. Al deze toewijding gebeurde praktisch onder de voeten van de stenen maagd, die sereen in de verte starend, nu al bijna honderdvijftig jaar de wacht houdt in haar nis.
In die nis verscheen moeder Maria achttien keer aan dat simpele boerenmeisje Bernadette. Haar beide vriendinnetjes, die haar vergezelden en net als zij, hout sprokkelden voor de grot, werd het niet gegund een glimp van de Maagd op te vangen.
Verder toezien bracht aan het licht dat er meerdere plekken in aanmerking komen voor een vrome handoplegging. Speciaal waar de geluidloze stoet de eigenlijke grot binnentrad, wreven toch minstens een kwart van de mensen over het droge door miljoenen handen glanzend gewreven graniet. En jawel, diezelfde zweterige handpalmen gleden daarna zonder gene over het gezicht.
Op één aspect viel een verarming te constateren: het grote aantal krukken en kunstledematen dat in 1953 als een trofeeënwand de ingang markeerde, was teruggebracht tot enkele exemplaren. Waarom?
Gelokt door prachtig gezang en helder uitgesproken melodieuze teksten in zes talen, liepen we verder. Er was net weer een dienst begonnen: op het grote ovale plein voor de benedenste basiliek werden in driewielige wagentjes de vele, vele zieken aangevoerd. Dit is een heel triest aspect van Lourdes, al die lieve medemensen, getroffen door velerlei kwalen, die hopend op een wonder elke gelegenheid aangrijpen om genezend te worden aangeraakt.
Bij alle droefheid, opgeroepen bij het zien van die stoet onmachtige mensen, was er ook iets dat het hart verheugde. Elk ziek mens was vergezeld van een begeleider, een toegewijd medemens die zich inzette om zijn of haar zieke kameraad in alles bij te staan.

De zieken kregen een ereplaats, zij werden tot voor de trappen gereden, en rij na rij achter elkaar geplaatst. Pas als alle hulpzoekenden voor hun kwalen een goed plekje hadden, mochten de overige pelgrims achter aansluiten.
Dit alles gebeurde in volstrekte rust, begeleid door prachtig gezang.
Op een verbluffende manier is men er hier in geslaagd uit honderden luidsprekers overal een perfecte spraak, zang en orgelmuziek te laten weerklinken!
Het hoge woord moet er maar uit: Lourdes werkte als een magneet.
Speciaal Hinke werd erg aangesproken door de diepe devotie van de duizenden mensen die bereid bleken minstens drie maal per dag het Gebeuren rond de herinnering basiliek mee te maken.
Voor mij betekende de intense observatie van deze onverwachte religieuze activiteit ook een belevenis, die niet in één dag was te comprimeren.
Het pakte zelfs zo uit dat we drieënhalve dag in Lourdes bleven hangen. Weliswaar werd een groot deel van de tweede dag geïnvesteerd in een schitterende tocht per auto naar le Pont d’ Espagne, gevolgd door een spannende klim in de bergwereld daarachter.
Maar ‘s avonds stond ik toch weer geboeid te kijken naar de lichtprocessie. (Hinke hield het even voor gezien vanwege de klim die nog in haar benen zat.)
En zaterdagavond gingen we bijtijds met kussentjes onder de arm op pad, voor een plaatsje op de muur langs de vloed. Wij wilden ons nogmaals verbazen bij de aanblik van minstens vijftienduizend mensen die bereidwillig, met een brandend kaarsje in de hand, anderhalf uur voortschuifelden. Onvergetelijk waren de momenten waarop de duizenden armen gelijktijdig omhoog gingen, bij een bepaalde frase in het gezang.
Al die kleine vlammetjes boven de hoofden der mensen, vormden een ontroerende smeekbede om hulp tot het Onzienlijke. De processie was zo lang dat er uiteindelijk geen plaats bleek voor de menigte op het ovale plein. De onafzienbare rij stokte in het grote park daarvoor..

(Terwijl ik ‘s middags diezelfde mensenmassa ook al in opperste devotie zag aantreden voor een eindeloos herhaald eerbetoon aan Maria, die het was vergund om Jezus, de gezegende vrucht van haar schoot, in de wereld te mogen brengen.)

Het hoogtepunt van de verering van het Bovenmenselijke, vormde voor ons het bijwonen van een Grote Mis zoals onze oprecht katholieke buren op de camping ons verzekerden, met dertigduizend gelovigen in de ondergrondse basiliek Pius de Tiende. Zitten op een stoeltje is daar niet mogelijk, tenzij je dat zelf meeneemt. Of je moet minstens een uur van te voren afdalen in dat gewelf, om één van de weinige zitplaatsen te bezetten. Wij hadden nog geluk, langzaam voortlopend over de hellende gaanderij die uiteindelijk ook op zaalniveau terecht komt ontdekten we een lege nis. Met enige gymnastiek veroverden we een zitplek.
Wie was de celebrant van deze dienst? Afgaande op de beelden die op een reusachtig televisiescherm werden vertoond, kreeg ik een vermoeden. Het Frans dat daar werd uitgesproken klonk mij te ‘dun’ in de oren. Ik fluisterde tegen Hinke: ‘Dit is géén Fransman, en ik hoor iets bekends in deze stem’. Toen de opperpriester, omringd door helpers in eveneens witte met goud afgezette gewaden, ineens overging in het Nederlands, wist ik het zeker: ‘Het is onze bekende landgenoot kardinaal Simonis!’
Toen het misoffer werd uitgereikt door verschillende rondgaande priesters, verlieten we heel voorzichtig de immense ruimte.
Begeleid door schitterende koorzang en in diep gepeins moest ik terugdenken aan m’n bezoek van de grote tempelcomplexen van Karnak nabij het oude Thebe aan de Nijl. Zou er een waarachtig verschil bestaan tussen de ceremonieën van vijfendertighonderd jaar geleden in Egypte, en nu hier in Lourdes?

Buiten gekomen in de uitbundige zonneschijn, richtten onze voeten zich naar het Bernadette museum. Weemoed overviel me bij het bekijken van een schilderijtje dat de situatie weergaf ten tijde van de verschijningen.
Ach, was het maar voor een moment mogelijk dit romantische tafereeltje te laten herleven.
(Jammer genoeg lukte het niet een reproductie van dit aandoenlijke werkje te bemachtigen, hoewel ik daar in m’n eentje ‘s middags geruime tijd aan besteedde. Tenslotte ging ik terug naar het museum en verzonk nogmaals in een overdenking voor dat schilderijtje.)
Er sprak weinig romantiek uit een ander, groot schilderij, in het museum. Hierop was te zien hoe enkele welgedane priesters, gekleed in stemmig zwarte toga’s, het tengere meisje Bernadette aan de tand voelden omtrent haar wonderlijke belevenissen. De bisschop van Toulouse, met het wantrouwen op het brede gelaat, had de regie bij de ondervraging.
Maar Bernadette wist hen te overtuigen, daarop gaf de kerk haar fiat aan de echtheid van het verhaal.
Enkele jaren na haar schokkende belevenissen verdween Bernadette in een klooster. Zij had een zwakke gezondheid, ze overleed op vijfendertigjarige leeftijd.
Vrijwel alles uit dat ongecompliceerde tijdperk is nu verdwenen onder lagen asfalt en pompeuze bebouwingen. De bron, die Bernadette op gezag van de Maagd open krabbelde om haar gezicht te wassen, was nu vijftigvoudig vergroot tot een lange rij metalen kraantjes. Die staan bijna de hele dag open ter wassing en laving van de pelgrims. Letterlijk iedereen neemt een fles van dat specifieke water mee naar huis.
En dan praten we niet over de ‘piscines’ (de zwembaden gevoed door dezelfde bron). In twee dagelijkse sessies vertoeven daarin talloze zieken. Mannen en vrouwen gescheiden, en natuurlijk discreet aan het oog onttrokken van de overige pelgrims. Er was in de hele verering rond de grot nog iets dat tot de verbeelding sprak: de verbroedering die aan de dag trad van mensen van zoveel verschillende nationaliteiten.
Het hele idee van oorlogen die in het verleden hadden gewoed tussen luitjes en hun afstammelingen die hier nu naast elkaar gezeten, hun rozenkransjes draaiden, leek absurd, als je de golven van warmte en vriendelijkheid, voelde en observeerde.
(Hoewel, de Maagd verlangde in 1858 dat Bernadette op haar knieën vergeving vroeg voor de boze daden der mensen. Maar sindsdien grepen toch heel wat Fransen, Duitsers, Engelsen, Italianen en Spanjaarden in een aantal oorlogen elkaar bij de keel..? Om er maar enkelen te noemen.)

Cornelis Gorlee