Het begin van het avontuur in de grot van Les Cartelades (deel 1)
In de middag lanceerde ik onverwacht voor de dames, een gewaagd voorstel: ‘Zouden jullie er wat voor voelen vanmiddag een heel bijzonder avontuur te beleven?’
‘Hè..? Wat ben je van plan?’ was de verwachte reactie.
Ik vervolgde op een geheimzinnige toon:
“Ik weet hier ergens in de buurt een onbekende grot. En ik moet meteen eerlijk zijn, het binnendringen is niet gemakkelijk, maar als je eenmaal bínnen bent dan beleef je iets heel aparts!’
Hinke protesteerde onmiddellijk:
‘Is dat die grot waar je met Roel in bent geweest?’
-Ja, die is het..
‘Oh, daar ga ik voor geen goud naar binnen!’
Alida keek geïnteresseerd:
‘Wat is dat dan voor bijzonders, en waarom is het moeilijk om daarin te komen?’
-Ja dat zit zo, ergens in een helling zit een klein gat in de rotsen, net ervoor is een uitholling, je kunt liggend op je buik naar binnen schuifelen, en je moet rekening houden met het feit dat je minstens dertig meter op je buik voort moet gaan. Dan wordt het hoger boven je hoofd, je kunt gebukt verder, en na twintig meter kom je in een grote ruimte.
Daar kun je drie kanten op.
‘O nee, dat doen we absoluut niet!’ verzekerde Hinke.
Maar Alida leek wel degelijk gecharmeerd door de uitdaging.
‘Ik wil die ingang wel eens zien, kunnen we altijd nog beslissen..’
Hinke schikte zich wat morrend maar wilde ons zeker wel vergezellen.
-Het is daar heel mooi en een zeer stil gebied’, trok ik hen over de streep.
We nemen boeken mee, als het niks is kunnen we daar lekker een tijdje in de zon gaan lezen op een romantisch grasveldje’
Enfin, ik bracht verder voorzichtig naar voren dat we wel eens heel besmeurd uit de grot zouden kunnen kruipen.
We hadden in ieder geval beschermende kleding nodig.
Van dat avontuur met Roel herinnerde ik mij dat wij omhuld met een plastic vuilniszak waren voortgekropen. Hinke wist nog een rolletje van die zakken te liggen. En lacherig knipten Alida en ik drie gaten in de bodem van de zak. Eentje voor het hoofd en twee voor de armen.
Dat leek niet erg bestand tegen een schuifelpartij in voortdurend contact met de rotsen. Ik besloot ook twee oude overalls mee te nemen.
En toen rees er een echte moeilijkheid..
Ik wist nog wel de naam van de locatie, maar helemaal niet meer in welke richting ons project was te vinden. De gewone wegenkaart van het Michelin-boek bracht geen oplossing. En de stafkaart van dit gebied was nergens te vinden.
Hinke toonde al tekenen van opluchting. Maar er schoot mij te binnen dat Jean-Pierre uitkomst kon brengen. Gelukkig was ie thuis en ook nog in de buurt van de telefoon.
‘Jean-Pierre, weet jij nog waar Les Cartelades is te vinden?’
Oh,.. dat was een lastige vraag, hij was daar ook al in geen twintig jaar geweest.. Ik moest in ieder geval in de richting gaan van Sainte-Foy-de-Belvès, daar moest het ergens achter liggen.
‘Ja, ja, ik moest de molen van Klaartje voorbij rijden..’
Aha, als Klaartje nu maar thuis was, die had indertijd connecties met de Rotterdamse familie die zomers neerstreek in een schilderachtige woning van de streek. En de ingang van de grot bevond zich niet ver van het huis.
En gelukkig, na een stop voor haar geliefde molen, vond ik Klaartje in haar notenboomgaard.
‘Oh.. jawel, als ik zo en zo mijn weg zou kiezen, dan kwam ik vanzelf bij het gewenste huis. Nee, van een grot wist zij niets..’
Maar die zou ik beslist zelf kunnen vinden als ik het laatste dal doorreed.
Het gebeurde precies volgens de verwachting.
Het begin van het avontuur in de grot van Les Cartelades (deel 2)
Na het heerlijke verblijf in Montalivet, besloot ik zo zo spoedig mogelijk terug te keren naar de grot. Het was nu nog prachtig droog weer; met natte klei voor de ingang werd de klus een stuk zwaarder.
Hinke wenste mij succes en zo kroop ik ‘s middags met enkele stuks gereedschap naar binnen.
De ruimte bleef natuurlijk krap, zodoende moest ik de krabber en een linnen zakje met kleiner gereedschap aan een touw gebonden achter mij aan slepen. Dat pakte ook niet uit als een simpel klusje: de zaak zat voortdurend vast!
Maar ik kwam toch steeds verder, passeerde de kuil waarin we die mooie momenten van stilte en duisternis hadden beleefd, en bereikte toen de nauwe doorgang. Nu, het zou voor mij zelfs moeilijk worden hier doorheen te komen. Het hak- en schraapwerk nam een aanvang.
Deksels, dat was een benauwd werkje, hier in die krappe tunnel!
Het lastigste was nog de losse delen onder mij zelf door, af te voeren.
Regelmatig moest ik op m’n buik achteruitschuivend naar het dichtsbijzijnde gat om de stukjes leem weg te werken.
Het lukte om de doorgang duidelijk te verwijden. Toen ik er tenslotte doorheen kroop was ik er van overtuigd dat bij een eventueel volgend bezoek ook aan bredere heupen doorgang zou worden verleend..
Ik was nu heel benieuwd hoe de rest van de grot er uit zou zien.
Al spoedig werd de tunnel zo hoog dat je gebukt lopend verder kon gaan.
En daar was de opening naar de eerste zaal! Direct was te merken dat hier water kon doordringen. De bodem was spekglad en zeer ongelijk, het was goed oppassen waar je je voeten neerzette. Ik legde mijn zakje met gereedschap in een nis en deed mijn handschoenen uit.
Ziezo, ik had schone handen, dat was voor de volgende operatie nodig.
In een extra plastic zak zat mijn camera. Die moet je niet met besmeurde handen bedienen.
Ik had nu de gelegenheid iets vast te leggen van deze bijzondere omgeving. Zorgvuldig lopend begon ik aan een verkenning naar rechts.
Dat moest ik al spoedig opgeven. In de eerste plaats had ik beslist de verkeerde schoenen aan. Ik liep op rubber tuinklompjes, daarmee verzwik je vlug je enkels als je even niet uitkijkt. Die schoenen zitten veel te los om je voeten. Het was daar meer glijden dan lopen over een bodem met gaten en bulten. Waarom kon ik spoedig echt niet verder? De bodem zinkt hier onder een hoek van vijfenveertig graden naar beneden. Het plafond blijft gewoon hoog boven je hoofd doorlopen. Het is dus een diep gat in de grond.
Als je onderaan komt moet je weer omhoog tegen een steile helling.
Ik herinnerde mij dat wij de vorige keer langs de zijkant van het gat klommen. Zou nu niet gaan, daar heb je in ieder geval twee handen voor nodig. Licht was absoluut nodig voor die lastige passage, je hoefde hier geen grappen uit te halen met het doven van de lamp..
Daarom keerde ik om en volgde de route naar links. Je loopt dan door een hoge gang. Aan het plafond hangen groepjes stalactieten.
Je ziet het glinsteren van water. Dat kom je in een grotere zaal waar in de achterkant een diepe scheur was te zien waar je rechtop zou kunnen staan.
Ah.. die scheur was de toegang tot een tunnel, die als je hem volgt, weer uitkomt in de toegangstunnel. Hij loopt met een boog achter de zalen langs. Ik vervolgde de route en arriveerde in de ruimte waarin een grote stalagmiet, eentje met dubbele kegels, twee meter omhoog steekt.
Hij staat aan de rand van een plas water. Ik herinnerde mij nog levendig hoe Roel indertijd een foto van mij maakte terwijl ik met mijn handen leunde op die twee bulten. Toen het mijn beurt was om Roel eveneens vast te leggen in dezelfde pose, weigerde de camera!
Roel deed verwoede pogingen het onwillige apparaat aan de gang te brengen maar tot zijn grote teleurstelling lukte het niet. Omdat verder gaan op deze ongeschikte schoenen niet aantrekkelijk was besloot ik de expeditie nu maar te beëindigen. Ik had voldoende foto’s om mensen lekker te maken hier ook eens een kijkje te nemen. Na de inspannende kruiptocht die volgde, was ik opgelucht weer in het zonnetje te staan.
Een douche had ik vandaag maar niet meegenomen. Ik trok de besmeurde overall uit, daalde de helling af en zocht de auto op.
Met een voldaan gevoel reed ik terug.
Cornelis Gorlee