hoe komt men van zwolle in la dordogne?

Vronk..vronk..vronk, de nog ijskoude diesel comprimeerde op zaterdagmorgen 12 april, de brandstof tot een zo hoge druk, dat een explosie niet uit kon blijven. De motor liep meteen in een gemoedelijk ritme, we verlieten het erfje en daar gingen we om zesuurveertig met ons hele hebben en houwen! Het was koud en regenachtig maar volgens de wettervorhersage wachtte op de verre bestemming de warme zon.
Boven op de IJsselbrug hieven we voor de zoveelste keer onze strijdkreet aan: -Messieurs.., en route!
Het zou de eerste echt lange trip worden met de volgestouwde Berlingo.
Heel tevreden over het fijne comfort dat dit karretje biedt, zoefden we over de nu nog rustige vaderlandse wegen en arriveerden om acht uur in Gorcum.
Met moeder was gelukkig alles goed. We regelden nog enige zaakjes, dronken een kopje koffie en zetten om negen uur de machinerie weer in werking.
De Belgen legden ons geen strobreed in de weg tijdens de passage over de kaarsrechte ‘grote steenweg’ die België in Noord Zuid doorsnijdt.
Een eindje voor Parijs brak de bewolking, de temperatuur bleef aan de lage kant, maar een zonnig landschap doet al heel wat voor het vakantiegevoel. Vanwege enkele stops arriveerden we later dan gewoon bij Generaal de Gaulle. De lichtkrant boven de weg gaf aan dat het verkeer over de périphérique ‘fluide’ verliep, dus we kozen voor Porte Bagnolet.
Inderdaad, het autoblik schoof gedurig richting Est, maar oh oh, wat meenden veel Parijzenaars hun blik te moeten bestijgen! Ondanks de vloed van voitures geraakten we toch om 14.30 uur op de hoogte van Orly.
Daar lieten we de tolweg aan anderen over.
Even leek het fout te gaan toen we meteen klem raakten op de eerste kilometer van de N20. Dat viel allemaal wel mee; typisch bestemmingsverkeer. Na een vijftal feux rouges ging het over een matig bezette weg naar Etampes. Eenmaal voorbij deze mooie stad geraakten we in de rust van de golvende graanvelden van La Beauce.

Heel fijn dat de mensen allemaal over de dure autobaan willen razen, nu hadden wij het rijk – bijna – alleen. Bij de bekende molen van Artenay kozen we wel voor een stukje voort stuiven tegen betaling; de vele stoplichten van Orleans wilden we omzeilen. Achter Orleans hielden we het geld weer in de zak door rùstig rijden over de N20 met de variatie van de gezellige dorpjes. Om zeventien uur stopten we voor le Stock in Salbris.
In deze gemoedelijke super sloegen we wat drinken in en konden we buiten bij het ene pompje de diesel laven voor fr. 4.19 de liter. Een heel verschil met de prijs die de pompistes durven vragen op de autoroute.
Eén van die brandstofslijters hield zijn hand op voor fr. 4.90!
Dat kreeg ie niet van ons!
Om half zes betraden we de bekende pleisterplaats La Loge; jazeker, men had voor ons nog een vertrekje vrij.. Hè.., eerst effe lekker opfrissen, ik toog nog even naar het tapje en liet me een heerlijk koud biertje voorzetten. Daarna strekte ik mij uit naast Hinke en verzonk eveneens in no time in een ontspannen dommel. Gelukkig arriveerde op het goede moment naast ons een Engels echtpaar met een verbluffend uit de kluiten gewassen dog; werkelijk een beest op kampioenshoogte.
Het stemmen rumoer bracht me bij m’n positieven.
-Hoe laat is het?!’ reageerde ik schichtig. Ah…, bijna half negen, dus gelukkig nog steeds voedertijd. Om kwart voor negen schoven we aan tafel en kozen voor le saumon, daar kun je je hier nooit een buil aan vallen, de vleeslapjes moet je in dit etablissement kiezen als je schoenen net aan verzolen toe zijn.
Inmiddels had het idee van Zuid-Frankrijk te naderen post gevat; de sterrenhemel was overweldigend mooi toen we omstreeks het tweeëntwintigste uur naar buiten stapten. De komeet praalde glorievol, zij het dat ie iets begon te tanen. Vanzelfsprekend sloegen we de weg in naar het uitgestrekte heideveld. Zo’n loopje na de goed voorziene dis voor – een – habbekrats is onontbeerlijk.
‘s Morgens ontwaakten we om half zeven, onmiddellijk was te zien dat een wolkeloze dag in het verschiet lag.

Precies om half acht draaiden we de N20 op. Bij Vierzon wachtte de schitterende – immer gratis – autoweg.
De gouden bol maakte het landschap tot een verwachtingsvol sprookje. Men had heel wat arbeid verricht in de afgelopen maanden rond Chateau-Roux.

Eind ’97 leveren we de complete rondweg af!’ beloofde de Franse Waterstaat op grote borden. Zij voegden er aan toe:
-‘Dan hebben we hier weer mooi 500 miljoen francs voor le citoyens verspijkerd’.
Nu maar hopen dat ze al die centjes niet middels tolgeld willen terugvorderen.. De kleine bar in Tendu diende gewoontegetrouw als stop voor het nuttigen van de thee en een croissant. De laatste veertig kilometers voor Limoges vormden een zeer ontspannen traject. Hier bleek in die indrukwekkende heuvels dat de Berlingo als het moet een speed van 153 km op de teller kan zetten. In Aix sur Vienne dronken we de gebruikelijke kop koffie. De waard kent ons nu zo goed dat we meteen een hand van hem kregen.
Tijdens de rit op de N21 scheen – onvermijdelijk – een incident te moeten plaatsvinden. Terwijl we net met ons fijne automobieltje zwierig een bocht namen, bleek la police daar met twee man sterk wortel te hebben geschoten. Gebiedend hief oom motard een witte handschoen op, of we maar even aan de kant wilden komen. Verbaasd liet ik het raampje zakken, de snelheid was okay, de ceintures zaten op z’n plaats, en..:
-‘Ik dee toch niks..?’
Neen, wettelijk zat de zaak wel goed, maar hetgeen de agent opviel, dat was het vorstelijk uiterlijk van deze marronkleurige voiture.
Hoe kon zo’n simpel ogende Hollandais dit moois betalen?
-Of ik even plaats wilde nemen op een personenweegschaal!’
Gegeneerd stapte ik op het platformpje. Ja hoor, de gezagsdrager knikte goedkeurend, ik werd te licht bevonden voor deze aanschaf.. Kon ik de wetsdienaar ook duidelijk maken hoe ik aan de berg pegulanten was gekomen om dit topproduct van de Franse industrie te betalen..?
Nog voordat ik omstandig wilde uitleggen dat de Citroen-dealer in de Lage Landen heus niet veel vroeg voor dit karretje, kreeg le policier een inval:
Ah..Pays Bas.. le paradis de la droques! In díe handel had ik mij natuurlijk bovenmate verrijkt. Hij wendde zich tot zijn collega en beval:
-Roep Medor!’
Medor viens ici!’
En daar sprong een vervaarlijk uitziende maar niettemin gemoedelijke herdershond uit zijn abri onder het struikgewas.
-Zoek!’
De blaffer gleed met zijn geoefende neus over m’n broekspijpen, verwijlde enkele seconden in m’n kruis – dat is zelfs een eersteklas speurhond niet af te leren, nietwaar?- , en draafde vervolgens naar ons eerlijk verworven automobiel. Hij onderwierp de wielkasten aan een aandachtige snuffelsessie, kon het warempel niet laten even z’n poot te lichten bij het linkervoorwiel, ziezo, daar vertelde een goudkleurig vloeistofspoor dat Medor dit wiel als het zijne beschouwde…
Toen moest de achterdeur open en terwijl Hinke bevreesd toezag wipte Medor op de gestouwde pakken en dozen snoof aandachtig naar een spoor van drugs. Maakte van de gelegenheid gebruik om met z’n gevoelige neus even in Hinke’s donkere krullen te woelen, gevolgd door een duwtje tegen haar wang. Begrijpelijkerwijze was het speurwerk verspilde moeite.
Na korte tijd sprong de herder met een gebaar van:
‘deze luitjes zijn onschuldig’ op de grond en snelde naar zijn geliefde schaduwplekje. Monsieur motard bleek nu bereid mijn verhaal aan te horen.
-Kost dit luxe voertuig echt niet meer dan de prijs die u mij noemt?’ vroeg hij ongelovig.
-Absoluut geen franc meer!’ verzekerde ik hem met de hand op het hart.

-Nou.., geen wonder dat l’usines ici met verlies draaien’ bromde hij.
Met een iets spijtigs maar toch grootmoedig gebaar wuifde hij dat ik door kon rijden.
-Une bonne route..’ voegde hij er aan toe, zijn ongelijk bekennend.

En toen kwamen de nieuwe rotondes van Perigueux in het zicht, nu was het echt aftellen geblazen. In Le Bugue constateerden we met enige zorg dat er de laatste maanden kennelijk geen drup was gevallen; la Vézère was geslonken tot een miezerig stroompje. Datzelfde viel ook meteen op toen we la Dordogne passeerden bij Le Buisson, de rivier stond veel te laag!
De winkeldeur van ons bakkertje in Fongauffier stond uitnodigend open; in één van de volgepakte manden achterin de Berlingo bevond zich echter een bruine knip van AH, dus..nog even wachten.
Om half één – komend uit de S-bocht – wierpen we een blik omhoog en ontwaarden ons hutje in de volle zonneschijn tegen de bosrand.
Even later stonden we op het plateautje en keken met groot genoegen om ons heen, wat een thuiskomst met die smetteloze hemel en alles in het blad – behalve de notenbomen – met vele tinten groen!

 

Cornelis Gorlee