Kroegverhalen nr. 2. Kroketten (ingezonden stuk)
Het was fris op de morgen van de elfde mei. Te fris voor de tijd van het jaar. Maurice, le propiétaire van café Le COIN overzag met genoegen zijn talrijke clienten, die belust op een praatje, één hand vrij hielden om een glaasje te omvatten.
‘Breng es even ‘un quart de Rosé’ naar Leo, hij zit al een tijdje met zijn hand te zwaaien’ voegde hij toe aan de serveerster Louise, die haar mooie benen uit het gat liep om de vele dorstige klanten te bedienen.
Terwijl zij arriveerde maakte ik van de gelegenheid gebruik om mijn bestelling door te geven. ‘Deux verres de Monbazilac s’il vous plait’.
Wij waren net binnengekomen en hadden plaats genomen aan de tafel van Leo en Willem die de laatste nieuwtjes uitwisselden.
‘Nee..‚ Willem, al dertig jaar inwoner van de streek, had de afgelopen week geen Canard verwerkt in zijn privé-rokerijtje. Hij was net met een klus begonnen die zijn handen dusdanig bonden dat roken er niet in zat. ‘Het kost je altijd vier dagen achter elkaar, dat moet je overhebben voor het roken van vis of vlees’ vertelde hij.
Het onderwerp ‘80 km op de Franse departementale wegen’ kwam aan de orde. Wij hadden gisteravond op France Deux gezien dat men warempel weer wil gaan morrelen aan die nieuwe limiet. ‘Het was net zo lekker rustig geworden met die veel veiligere speed’ bracht ik naar voren. ‘Nou, daar denken veel Fransen anders over, sprak Willem.
‘Nu is het doubleren -passeren – tot een minimum teruggebracht. En dat doubleren zit de Fransen gewoon in het bloed’. Tja, daar waren wij ook al heel lang van overtuigd. Iedereen heeft wel eens een levensgevaarlijke situatie meegemaakt op dit gebied. ‘De statistieken hebben in korte tijd uitgewezen dat het maar één dode minder per jaar kost, dat 80 km rijden’ had Willem op de TV gezien. ‘Dus waarom zou je dan langzamer over de weg moeten?’
-Ik heb die gasten nooit begrepen, met hun gejaag achter mekaar an, bromde Leo. Als ik vroeger in Nederland een nieuw karretje kocht nam ik alle tijd, vanuit Dordrecht, voor een rondje om het IJsselmeer’. ‘Om em in te rijden? vroeg Willem. –
Nee‚ die onzin heb ik nooit in geloofd, dat verhaal stamt uit de tijd van kort na de oorlog, toen moesten de zuigers zogenaamd inslijpen.
‘Et ging mij d’r om dat ik alle rijeigenschappen van zo’n nieuwe auto precies leerde kennen’.
‘Zit wat in, jij gebruikte die wagen voor je zaak?’
-Precies.. maar toen ik dat enkele keren had gedaan ben ik van Dordt maar es naar het Zuiden afgezakt. Nou, dan kom je al gauw in België hè? Dan wil je na een paar uurtjes wel wat eten hè?’
‘En dan stop je bij een Frietkot, nietwaar? vulde Willem lachend aan.
-Zeker‚ zeker, frietjes mèt, daarvoor ben je bij de Belg het beste af.
‘En dan een frikandel d’r bij’ deed Alida een duit in het zakje.
-Nee! Die raak ik niet an, voor mij geen pens zonder omhulsel..’ was Leo heel beslist.
‘Daar heb ik dertig jaar geleden ook es een hapje van genomen, meteen voor goed het laatst m’n tanden in gezet!’ kon ik met volle overtuiging beamen.
Willem bleek van vele markten thuis. Hij had in zijn bestaan – met een liefhebberij voor koken en bakken – ooit eens met een kennis iets nieuws geprobeerd met het recept voor frikandellen.
‘Wij namen toen ‘veel te mooi’ vlees voor de inhoud van een frikandel.
Die dingen smaakten toen echt wel goed. We hebben daar een paar kilo van geproduceerd voor proef. Maar we hadden een probleem met het omhulsel. Leo heeft gelijk, een frikandel heeft geen jassie an.
In de fabriek komt dat mengsel zo uit de spuitmond in het hete water. Dat is voldoende om er een stevig product van te maken’.
‘Wat gebruikten jullie dan voor ‘mooi vlees’? wilde ik weten.
-Varkenskoppen‚ je moet de ogen er wel uithalen, soms ook de oren’.
‘Oh.. nou geef mij maar een kroket.. weten jullie trouwens wie de uitvinders van de kroket zijn?
-De Fransen!’ kwam Willem heel beslist.
‘Nee, je zou het niet denken maar dat waren Nederlanders en om precies te zijn: Zwolse vrouwen!’
Nou, daar werd ongelovig op gereageerd.
Maar ik kon een verhaal te berde brengen dat omstreeks de Franse tijd in Zwolle, inderdaad bij een gegoede boerenfamilie in Holtenbroek (!)‚ boerendochters het overgebleven vlees hadden verwerkt tot de voorloper van de hedendaagse kroket. Toegegeven, de Fransen namen het recept mee naar het moederland en vervolmaakten de lekkernij tot een croquette.
Ik had het allemaal net gelezen in een buurtblad in ons goeie Zwolle.
-ik heb daar nog wel iets aparts meegemaakt met friet en ‘iets er bij’ grinnikte Leo.
‘Oja? Vertel!’
-Nou, jullie hebben die verhalen over kroketten, Anja en ik dachten: laten we er een ‘kreketje’ bij doen. Dus ik vraag:‘twee friet en twee kroketten graag’.
Komt me daar dat meissie opdraven met twee zakken friet, ze zegt wacht efkes, en daarna met twee schalen met kroketten gemaakt van piepers! Een komplete maaltijd van droge aardappelen zonder jus.
Niet weg te eten.. nou, dat hebben we ook weer geleerd bij de Belg.
We moesten wel lachen, we zagen het voor ons: Leo en Anja met ieder een zak friet en een schaal gemalen piepers voor hun neus.
We dronken onze glaasjes leeg en spraken uit: ‘tot volgende week’
Cornelis Gorlee, mei 2019