Kroegverhalen nr. 3. oogarts (ingezonden stuk deel 1 en 2)

Ai..het was goed te merken dat we een drempel waren gepasseerd.
Op deze 22ste juni kwam het toerisme meteen op stoom. De start van de échte zomer viel in alle opzichten te merken. Zij viel onder een goed gesternte want sinds vannacht verwelkomde een royale warmtegolf vanuit het Zuiden, de vele Nederlanders vanuit het koele bewolkte Noorden.
Het was nu om tien uur zoeken naar een parkeerplaats, alles leek vol.
Maar aan de uiterste rand ligt een grasveldje. Volgens een ongeschreven wet ga je daar niet op staan. Vandaag hadden een achttal auto’s daar toch de wielen van hun voertuig op geplaatst. Er was nog één stekkie vrij, daar maar naast vlijen dan.

Wat een opgewekt sfeertje, constateerden we bij het omhoog gaan naar de marktplaats. Overal blije gezichten vanwege de blauwe lucht en de zonnewarmte die alles anders maakt.
Op ons gemak maakten we de rondgang. Nee, nergens was het nodig in de rij te hoeven staan, we hadden alles in huis. Of, wacht even, een bak kersen voor twee euro, nee die konden we niet laten staan!
Bij een ander rustig stalletje werden daar nog een paar cabécou kaasjes aan toegevoegd.
In het straatje op weg naar het stamcafé was het langzaam voortgaan vanwege de drentelende mensen. Je kon zien dat ze genoten van de aantrekkelijke toneeltjes veroorzaakt door op straat geplaatste zitjes. Lege stoelen waren er amper.
‘Zou het hier altijd zo gezellig zijn? En altijd zonnig?’ kon je de gearriveerde vakantiegangers zien denken.

We stapten naar binnen bij le Coin, schoven meteen door naar achteren, voor de deur was toch geen stoeltje meer vrij.
Léo zat aan zijn vaste tafel. Diep in gedachten en cijfers krabbelend op de rand van zijn krant. Hij keek niet op, in zijn linkerhand hield hij een bundeltje papieren met een formaat van 8 bij tien centimeter.
Het was gespreid tot een waaier, als bij een Spaanse Senorita die zich koelte toewuift. Léo raadpleegde de waaier voortdurend en vergeleek deze met uitslagen van paardenraces in de krant. Maar zijn hoofd ging gedurig langzaam heen en weer.
Hij mompelde wat verslagen en geërgerd tegelijk:
‘hier begrijp ik niks van, dit gaat boven m’n pet..’
Ik meende iets opbeurends te moeten zeggen maar hij schudde zijn manen en voegde me toe, het hoofd nog steeds gebogen over de krant:
‘Ik ben in concentratie, sta niet open voor conversatie, ik moet ‘et eerst helder hebben.
-okay Léo neem de tijd, wij drinken vast een glaasje’.
Alain de waard kwam langs vanuit de keuken en we schudden handen.
De bestelling hoefden we niet op te geven, bij het verder gaan naar de bar vroeg hij: ‘comme toujours?’
-excact’ knikte ik. Waarop jolige Louise even later de twee glaasjes Monbazillac afleverde.
Wij keuvelden gezellig wat met elkaar, becommentarieerden de aanwezige gasten; ‘zie je die aparte vrouw daar bij het raam?’
Kortom de onschuldige roddeltjes als je op een observatie plek zit.
Léo zuchtte een keer diep, het leek er op dat hij de problemen had getackeld.
Hij schoof het waaiertje met..? Ja, wat waren het, uitslagen van vorige races?
‘Nee’ wuifde Léo, ‘t is wat anders’
Oh, nou goed, wij snapten dat toch niet.

De aandacht werd getrokken door iets buiten het café. Door het raam naast de geopende zijdeur was te zien dat een bijzonder mooi gebouwde man was aangetreden in de doodlopende sleuf naast het café. Vanwege de helling in die sleuf had Alain een speciaal plankier later aanleggen. Dat was uitgelijnd in het horizontale vlak zodat je stoel recht voor de tafel stond. Je moest aan de straatkant een flinke opstap maken. Meer naar achteren stap je zo het plankier op.
De meer dan atletisch gebouwde snuiter bevond zich bij het achterste gedeelte.

Hij ging niet zitten maar torende hoog uit boven enkele vrienden of kennissen die wel zaten. We konden onze ogen moeilijk van hem afhouden. Hij had zo te zien alles mee. Een zeer brede tors met duidelijke accenten aangegeven door een strak gespannen T-shirt.
De machtige schouders vloeiden over in biceps waarvan menig, in een sportzaal ploeterende strever-naar-zo-iets, alleen maar kan van likkebaarden!
Toen hij zich iets draaide werden de ideale maten pas goed zichtbaar. Zijn heupen leken zo iel ten opzichte van zijn zeer brede bovenpartij.
En nu hebben we het niet eens gehad over de eerste blikvanger boven dat prachtig geproportioneerde bovenlijf. Een sterke hais, geheel passend in verhoudingen, droeg een hoofd waarvan hopen meiden in katzwijm zouden vallen. Vierkante kaken, klassieke rechte neus, wilskrachtige kin. Moderne gezichtsbeharing: zorgvuldig onderhouden ringbaardje, bijpassende moustache. Het hoofd bekroond met zwarte krullen als een Griekse god. Donkerbruine ogen.
Ja, ik was er zelf ook een beetje beduusd van. Lief maatje Francine zat gewoon wat dromerig te staren naar de niet alledaagse verschijning..
‘Kan het niet wat minder?’ meen ik een lezer te horen opmerken.
Nee nee.. het is veel, maar wél allemaal aanwezig bij deze kennelijk gezegende, beschreven bink..
Er welde bij mij maar één gedachte op die ik meteen uitsprak:
‘Dit moet wel de captain zijn van het Belvesoise Rugbyteam! ’
Léo, die mij aandachtig moet hebben geobserveerd bij mijn observatie van de Adonis buiten het raam, kwam met iets heel anders..
Léo kent iedereen in dit gemoedelijke stadje.
-Nee hoor, deze jongen staat buiten de rugbydan. En waar jij je zo blind op staart, die abnormale spierballen, die komen voor een deel uit een pillenpotje.


deel 2!

Men beweert dat deze jongen graag wat van dat spul toespeelt aan geïnteresseerden..’ ‘Oh ja.., dus jij beweert dat die knaap helemââl niet aan rugby doet?’
-Precies, hij heeft wel andere dingen aan zijn hoofd..’
‘Nou ja, hoe het ook zij, hij trekt als een magneet de aandacht.’ -Tja, tja, zal wel’ monkelde (heimelijk lachen) Léo.
‘Weet je wat hij straks doet, als het echt heet wordt in de straten?
Dan loopt ie hier rond te paraderen in alleen maar een klein kort broekie..’
‘Oh jee.. en kan het vrouwvolk dat allemaal rustig aanzien, dat is toch vragen om moeilijkheden?’
-Weet ik niks van’ schokschouderde Léo, ‘ik heb daar helemaal geen moeite mee’. Terwijl het voorwerp van onze conversatie daar gewoon zijn showtje voortzette, werd onze belangstelling ineens verlegd. Want wie stapte daar ineens naar binnen? Simon, naar wie we al weken hadden uitgekeken! Simon is een geslaagde zakenman die we verscheidene jaren kennen. Hij bezit enkele huizen in en rondom ons stadje. Hij heeft altijd interessante verhalen vanwege zijn zakelijke reizen naar verre landen. Helaas lopen onze bezoeken aan dit stukje Frankrijk niet altijd synchroon met die van Simon.
Een hartelijke begroeting volgde. Uitwisselen van het één en ander.
Léo werd nu ook mededeelzamer. Het gesprek ging in de richting van ‘de zorg’. De medische zorg wel te verstaan. Wij hadden allemaal wel voorbeelden bij de hand om te kunnen wijzen op scheeflopen van zaken omdat ‘de zorg’ zowel in Nederland als in Frankrijk aan het afkalven was.
Op een zeker moment sprak Léo wat hinnikend vanwege een ingehouden lach, ‘je moet niet gek opkijken als ik straks vanwege die mallotig lange wachttijden als een aveugle (blinde) door de straten moet schuifelen. En dat allemaal door een gebroken bril.. ’
-oh ja? Vertel op Léo!’
‘Nou ja, de hele geschiedenis begon al een kleine twee jaar geleden.
Ik zat bij de opticien voor een nieuwe bril. De ouwe ging al weer vijftien jaar mee. Het werd hoog tijd voor wat nieuws.
Die knaap constateerde bij de metingen:‘Je hebt een begin van staar. Ik kan wel een bril voor je maken maar het lijkt me goed om eerst langs te gaan bij de oogspecialist.’
Ik zei:‘meet mij nou maar een bril aan, die wachttijden zijn zo bezopen lang, ik heb liever nu een brilletje waarmee ik minder hoef te turen boven m’n krant.
Goed, dat deed ie. ik zag meteen een stuk beter. Eigenlijk helemaal naar m’n zin.
Maar verdorie door een ongelukkie breekt me een jaar geleden die bril in twee stukken!
Ik in m’n wagen naar het dorp, ik reed toen nog, is nou afgelopen, was wel link, zo goed zag ik de weg nou ook weer niet. Maar goed, de opticien weet met ‘spijkertjes en touwtjes’ die bril tijdelijk in mekaar te flansen. Ik kon me daar effe mee redden. Ik dacht: een goed moment om es een onderzoek te laten doen bij de specialist. Wat denk je? Vier maanden wachttijd!
Al na een week zat ik weer bij de opticien: ‘Maak mij voorlopig een goedkoop brilletje volgens dat laatste recept’.
Toen ik eindelijk aan de beurt was bij de specialist bleek de uitslag: ‘Het is beginnende staar, maar niet ernstig genoeg voor een operatie op dit moment. Kom over een jaar maar terug’.
Enfin, door m’n ziekte waren m’n ogen toch een eind achteruit gegaan. Plus nog andere dingen. Dus toen ik laatst even langs ging bij de opticien, d’r moest iets worden bijgesteld aan die bril, kreeg ik weer het advies: ga nog maar es langs bij de oogspecialist.
Ik startte de zaak weer op. Wéér vier maanden wachten….
Twee weken geleden was het zover. Eindelijk kon ik in het cabinet plaats nemen en op m’n beurt wachten. Het leek wel een toneelvoorstelling. Die ophtal-mologiste daar is een heel druk mannetje. Hij komt altijd persoonlijk uit z’n spreekkamer. Toen het mijn beurt was draafde hij op me af met wapperende jaspanden, pakte me beet en dreef me de spreekkamer binnen. Hij kwakte me min of meer in een stoel, griste tijdens de val de bril van m’n neus en ging drukdoenerig die bril zitten meten met z’n apparatuur. Hij keek ook nog in m’n ogen, maar zei eigenlijk hetzelfde als een jaar geleden. Maar goed, hij krabbelde gewoon met een balpen het juiste recept voor een nieuwe bril op een A4’tje. Duwde mij daarmee naar buiten, gaf het A4’tje aan een vrouwspersoon die daar de receptie voerde: ‘maak even een print voor deze meneer voor een brilrecept’.
En holde toen terug met een nieuwe patiënt naar zijn spreekkamer.
Ik kreeg m’n officiële recept uitgeprint mee. Pas buiten het cabinet kon ik dat nauwkeurig bekijken. En wat zie ik tot m’n verbazing? Ik heb altijd brillen die twee dingen corrigeren, dichtbij en veraf. Heb ik nodig. En dat kan met een bril met verloop, dus zonder die ingeslepen stukkies. En wat staat er nou op dat recept? Alleen een correctie voor de verte! Ik denk potverdorie(!) heb ik daar vier maanden op zitten wachten? Hier ga ik mooi mee terug!
Ik kom weer voor die balie bij dat bedillerige mens en wijs haar op de fout. Wat denk je dat ze zegt?: ‘ik zal u inschrijven, u bent over vier maanden aan de beurt’
Wij konden niet anders dan hartelijk mee lachen met Léo.

Cornelis Gorlee mei 2019