Franse taal

Enkele Franse uitdrukkingen deel 11

Frans

  1. Être bête comme ses pieds
  2. Être blanc comme neige
  3. Être bon comme du pain blanc
  4. Être clair comme de l’eau de roche
  5. Être cloué au lit
  6. Être coiffé comme l’as de pique
  7. Être connu comme le loup blanc
  8. Être dans le même bateau
  9. Être de bon bois
  10. Être doux comme un mouton 

Nederlands

  1. Oerdom zijn (zo dom als het achtereind van een koe/varken)
  2. Spierwit/zijn; zo wit als sneeuw zijn
  3. Een goed hart hebben
  4. Glashelder zijn
  5. Aan bed gekluisterd zijn
  6. Het haar in de war hebben
  7. Bekend zijn als de bonte hond
  8. In hetzelfde schuitje zitten
  9. Uit het goede hout gesneden zijn
  10. Zacht (van karakter) zijn; zo mak als een lammetje