uitdrukking betekenis
niet ne ... pas
niet ... meer ne ... plus
nooitne ... jamais
nietsne ... rien
niemandne ... personne
nergensne ... nulle part
nog ... niet ne ... pas encore
ook... nietne ... pas non plus
nauwelijks ne ... guère

Als zinnen ontkennend gemaakt moeten worden, dan zet je het eerste deel van de ontkenning ne of n’ (als de persoonsvorm begint met een klinker of ‘een stomme h) vóór het werkwoord en het tweede, variabele deel (pas, plus, jamais etc.) direct na het werkwoord.
Bijvoorbeeld: “je ne parle pas français” en “il n’habite pas à Paris”.
In de spreektaal wordt “ne” vaak weggelaten, maar dat is onjuist!

“Pas” kan ook vervangen worden door een ander bijwoord om een nuance (jamais, plus) aan te brengen (pas wordt weggelaten):
Bijvoorbeeld: “Pierre ne fait jamais de ski” (Piet skiet nooit).

“Ne …jamais” (nooit of ooit):
“Ne … jamais” wordt gebruikt bij de afwezigheid van een gewoonte.
Bijvoorbeeld: “Pierre ne mange jamais de viande” (Pierre eet nooit vlees).

“Ne … plus” (niet of meer):
“Ne … plus” wordt gebruikt bij een wijziging ten opzichte van een eerdere situatie.
Bijvoorbeeld: “Pierre ne mange plus de viande” (Pierre eet geen vlees meer).

“Ne …. rien” (houdt de afwezigheid van iets in):
Bijvoorbeeld: “Il y a beaucoup de brouillard, je ne vois rien” (Er hangt veel mist, ik zie niets).

“Ne … personne” (niet of niemand):
“Ne personne” wordt gebruikt bij de ontkenning van iemand:
Bijvoorbeeld: “Je ne vois personne” (Ik zie niemand) of “Personne ne m’écoute” (Niemand luistert naar mij).

” Ne… aucun(e)” (Doe… geen):
Het wordt gebruikt bij de volledige afwezigheid van een object, persoon, of gevoel. In tegenstelling tot “rien” of “personne” die verwijzen naar iets algemeens, verwijst “aucun” naar datgene wat daarop volgt.
Bijvoorbeeld: “Je ne vois aucune solution” (Ik zie geen oplossing) of “Aucun de mes amis ne fume” (Geen van mijn vrienden rookt).

Soms wordt er een combinatie gebruikt om een nuance aan te brengen of elkaar te versterken.
Bijvoorbeeld: “Pierre ne fait jamais rien” (Piet doet nooit iets).

Natuurlijk zijn er helaas ook uitzonderingen!
De plaats in een zin van “pas” is afhankelijk van de tijd van het werkwoord.

  • In de infinitief (onbepaalde wijs of hele werkwoord) komen “ne pas” voor het werkwoord.
    Bijvoorbeeld: “Ne pas fumer dans l’aéroport” (Niet roken op de luchthaven).
  • In de verleden tijd staan “ne” en “pas” rond het hulpwerkwoord.
    Bijvoorbeeld: ” Il n’est plus venu nous voir” (Hij kwam niet meer naar ons toe).
  • In de toekomende tijd worden “ne” en “pas” rond “aller” geplaatst en niet voor het hele werkwoord.
    Bijvoorbeeld: “Elle ne va pas abandonner son rêve” (Ze geeft haar droom niet op).