Dr. Wietze B.M. Erich, arts-fysioloog.
Wietze zal periodiek relevante medische informatie in Eau de Vie publiceren, waarvoor wij hem zeer erkentelijk zijn. Wietze zet zich in voor Nederlanders wonend in Frankrijk inzake medische zorg: zie www.fanf.fr en www.cmunf.fr.
Door dr. Wietze B.M. Erich, portefeuillehouder zorg van de FANF (Fédération des Associations Néerlandaises en France)
Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) betaalt circa 60-70 tot 100% procent van de basistarieven van de medische kosten die verdragsgerechtigden in Frankrijk maken aan de CPAM: Caisse Primaire d’Assurance Maladie (van de groene carte vitale), conform het afgesloten verdrag tussen Nederland en Frankrijk.
Verdragsgerechtigden zijn dus personen die AOW en eventueel aanvullend pensioen ontvangen of anderszins uitkeringsgerechtigd zijn vanuit Nederland. Dit verdrag is tot stand gekomen binnen het kader van het recht voor Europeanen om zich vrij te kunnen bewegen en zich te kunnen vestigen in de betrokken lidstaten waarbij uitgangspunt is dat opgebouwde sociale zekerheid in Nederland meegenomen kan worden. Immers gemiddeld vallen de zorgkosten vooral in de laatste jaren van het leven.
Zoals voornoemd is aangegeven vergoedt het CPAM circa 60-70% van de basistarieven die vervolgens gedeclareerd worden aan het CAK tenzij sprake is van chronische ziekten. Dan is sprake van 100%.
De overige kosten declareren de Franse zorgverleners bij de aanvullende ziektekostenverzekering, de mutuelle, als mensen die tenminste hebben afgesloten. Het heeft dan betrekking op het verschil 60-70% tot 100% en extra honoraria die door zorgverleners berekend worden.
Het CAK houdt premie voor de basisziektekostenverzekering in op de AOW en overige pensioenen, en rekent per jaar af op basis van het wereldinkomen. Uitgebreide informatie over deze procedure kunt u vinden op de website van CAK: www.hetcak.nl. De Vereniging CMUNF faciliteert een concurrerende mutuelle voor Nederlanders gevestigd in Frankrijk. Voor de verschillende mogelijkheden en de daarbij behorende premies: zie www.cmunf.fr.
Af te dragen premies 2020
Op de nominale bijdrage Zorgverzekeringswet: In 2020 € 117,92, de Inkomens-afhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw): In 2020 5,45% van uw wereldinkomen met een maximum van € 57232, en de Inkomensafhankelijke bijdrage Wlz: In 2020 9,65% van uw wereldinkomen met een maximum van € 35.375 (geboren in 1945 of eerder) of € 34.712 (geboren in 1946 of later) met aftrek van heffingskortingen, wordt de zogenaamde woonlandfactor (WLF) toegepast. In 2020, zoals hieronder uiteengezet wordt, bedraagt deze factor 0,9066.
Wat is de woonlandfactor?
In Frankrijk zijn de kosten voor zorg lager dan in Nederland. De verhouding tussen de kosten in beide landen, conform de gehanteerde rekenmethode, noemen we de woonlandfactor. Het totale bedrag van bovenstaande bijdragen wordt vermenigvuldigd met deze factor.
Nu is de woonlandfactor de laatste jaren beduidend gestegen van 0.7198 in 2015 naar 0.9262 in 2018. Dus een verschil van circa 21%. Dit is in de grafiek weergegeven. Een dergelijke stijging betekent al gauw meer dan € 1000 extra afdracht op jaarbasis voor een persoon met een bruto jaarinkomen van €40000.
Voor de FANF (Guido Smoorenburg, opvolger: Wietze Erich, portefeuille zorgadvies en Arjen van Geuns, voorzitter) is dit aanleiding geweest om verschillende brieven te sturen aan de Minister voor Medische Zorg en Sport, met als doel helderheid te krijgen in de precieze manier van berekenen van de WLF, en met name de vergelijkbaarheid/representativiteit van de daarbij gebruikte data. Immers het is niet mogelijk dat in zo’n korte tijd de verhouding van zorg- en aanspraakniveau van twee West-Europese landen zich zo sterk wijzigt. Temeer daar het aanspraakniveau in Frankrijk ongeveer 70% bedraagt, en in Nederland 100%. Het bedrag dat met een woonlandfactor van 0,7 op de bijdrage aan het CAK wordt uitgespaard wordt dan gebruikt voor een aanvullende verzekering in Frankrijk om tot een met Nederland vergelijkbare dekking te komen.
Guido Smoorenburg stelt: “Gebleken is dat de verhoging in 2018 naar 0.9262 tot stand gekomen is vanwege de invoering van de WMO in 2015. De Woonlandfactor (WLF) 2018 is namelijk gebaseerd op de gegevens van 2015. Door de invoering van de WMO worden de zorgkosten die onder de WMO vallen niet meer meegerekend. Dit betekent dat de NL zorgkosten per capita volgens opgave VWS daalden van 3493 euro in 2014 naar 3159 euro in 2015 met als gevolg een stijging van de WLF van 0,82 naar 0,93”.
En verder geeft hij aan: “Volgens de normberekening van de WHO zijn de NL zorgkosten echter ongeveer gelijk gebleven: van € 3446 (2014) naar € 3452 (2015). Op basis hiervan zouden de WLFs 2017 en 2018 ongeveer gelijk moeten zijn. Het is onterecht dat het onderbrengen van kosten die in essentie dezelfde zorg omvatten in een andere wet (WMO) leidt tot een andere berekening van de WLF. De gestandaardiseerde rekenmethode van de WHO laat dan ook zien dat dit niet correct is. Tevens is met deze wijziging de vergelijkingsbasis verstoord. Een dergelijke wijziging had ook een gelijksoortige verandering in de Franse cijfers tot gevolg moeten hebben”.
Deze problematiek is ondermeer besproken door een delegatie van de Besturen van de FANF en VBNGB (Vereniging Belangenbehartiging Nederlands Gepensioneerden in het Buitenland) met de Vaste Commissie Financiën van de Tweede Kamer. Dit overleg met de Tweede Kamerleden en de gevoerde correspondentie heeft kennelijk geleid dat voor 2019 de rekenmethode van de WHO is gehanteerd. Hierdoor is de Wlf 2019 verlaagd tot 0.8316. Teleurstellend is dat de Minister niet is ingegaan op het verzoek de WLF 2018 bij te stellen ondanks het feit dat de factoren van 2017-2018-2019 van 0,82, 0,93, 0,83 nooit de verhouding van de zorgkosten in die jaren kunnen representeren. Dit verzoek is afgewezen omdat men dat dan voor alle verdragslanden zou moeten doen en dat zou met terugwerkende kracht te ingewikkeld worden.
In grafiek:
Dit betekent een verlaging van de afdracht aan het CAK van ca 9.5% in vergelijking met 2018. Dit verschil kan, afhankelijk van het gezamenlijk inkomen oplopen tot een bedrag van ruim € 800 per maand.
Het Ministerie van VWS heeft voor 2019 gekozen voor een aanpassing van de woonlandfactoren op basis van de jaarlijkse ontwikkeling in de WHO gegevens. Men vraagt zich echter af of deze benadering houdbaar is.
Er is opdracht gegeven aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) om dit te onderzoeken. Daarbij is aangegeven dat de FANF en de VBNGB (Vereniging Belangenbehartiging Nederlands Gepensioneerden in het Buitenland) geconsulteerd moeten worden. Een reactie van de FANF wordt in het rapport opgenomen.
De reactie van de FANF is verwoord door Guido Smoorenburg:
Tot genoegen van de FANF geeft het rapport ruim aandacht aan de voordelen van een berekeningswijze direct op basis van de WHO gegevens. Het rapport voegt daar echter aan toe dat men rekening zou kunnen houden met de financieringswijze van de zorg per land. Dit betekent dat er in de vergelijking op basis van de WHO gegevens gaten kunnen ontstaan. We zijn dan weer terug bij het probleem dat ontstond bij de overgang van de Awbz naar de Wlz en Wmo. De FANF heeft gesteld dat afwijkingen van het WHO systeem publiek zouden moeten worden verantwoord met zwaarwegende argumenten.
Wanneer we de ontwikkeling van de zorgkosten over de laatste jaren nagaan dan blijkt Frankrijk tot nu toe de kosten minder goed te beheersen dan Nederland. Dit betekent dat de kosten in beide landen dichter naar elkaar toe bewegen. Daarmee kan de woonlandfactor weer richting 1,0 gaan groeien.
Nog voordat dit rapport is uitgebracht is de woonlandfactor voor 2020 weer teruggebracht op het niveau van 2018, nl.: 0,9066. Nader overleg zal nog plaats moeten vinden.