Franse taal

In de keuken

Frans

  1. en chemise


  2. en croûte
  3. en papillote

  4. encornet
  5. endives
  6. enrober

  7. espadon
  8. estouffade
  9. étuver

  10. œuf farci 

Nederlands

  1. het met een dunne laag gelei, deeg of andere materie (bijvoorbeeld farce) bekleden van de binnenzijde van een vorm, een laag die tenslotte, na het lossen, het gereed zijnde gerecht bekleedt
  2. in een deegkorst
  3. het garen van vis, vlees of groenten in soort ‘pakketje’, zodat smaak, geur, vocht, vitaminen en mineralen zoveel mogelijk behouden blijven
  4. (pijl)inktvis
  5. witlof/Brussels lof
  6. dompelen in beslag, chocolade, fondant, room, gelei om het te presenteren of om het te koken
  7. zwaardvis
  8. stoofpotje/stoofschotel
  9. koken op laag vuur, afgedekt en met weinig vet en vocht (of zelfs zonder voor groenten die veel water afgeven)
  10. gevuld ei